De architectuur van clubhuizen: “DE MENSELIJKE MAAT BEPAALT DE SFEER”

Wolbrand van der Vis, partner van het in Wassenaar gevestigde bureau PBV architects, is – volgens eigen zeggen –een redelijke golfer met een handicap van “ergens in de 20” die veel te weinig speelt. Hij is 25 jaar lid van de golfclub Rozenstein en beschouwt golf meer als een spel dan als sport. De beleving van de rust en de natuur en het sociale aspect – tijdens maar ook na een rondje –zijn voor hem belangrijker dan een scherpe score. Hij organiseerde tien jaar lang een door zijn bureau gesponsord golftoernooi voor vrienden en zakelijke relaties, startend met een vroeg ontbijt en afgesloten met een lunch zodat iedereen toch nog een halve werkdag kon invullen. “Het was in alle opzichten een groot succes, maar op een gegeven ogenblik moet je toch weer iets anders, iets nieuws verzinnen. En daarbij, er waren in die periode al zoveel golfevents dat het onze langzamerhand te weinig onderscheidend meer was”. Het tekent hem (en zijn architectenbureau): altijd op zoek naar iets nieuws maar dan wel binnen de mogelijkheden.

 

PBV bestaat bijna 25 jaar en heeft twaalf medewerkers in dienst. Zij ontwerpen voor private en publieke opdrachtgevers in binnen- en buitenland projecten op gebied van woningen, hotels, appartementen, kantoren en…..golfclubhuizen. Min of meer toevallig werd Van der Vis betrokken bij de restauratie van het clubhuis van De Berendonk in Wijchen. “Het clubhuis was oorspronkelijk een oude boerderij. De verbouwing kreeg als uitgangspunt dat de sfeer zoveel mogelijk moest worden behouden. Het gezelligheidsaspect ook binnen de muren van het clubhuis moest behouden blijven. En daar zijn wij kennelijk goed in geslaagd, want Burggolf de eigenaar van De Berendonk heeft ons niet voor niets ingeschakeld bij wat kleinere verbouwingen in Zoetermeer en Purmerend”. 

Maar het echte werk kwam later: de nieuwbouw voor de Rijswijkse Golfclub en voor Groendael (in Wassenaar). Beide opdrachten waren zeer verschillend. Daar waar Rijswijk vooral inzette op het ontwikkelen van een formule gericht op business-to-business ging het bij Groendael vooral om het huiskamergevoel voor leden. Dat betekende ook in architectonisch opzicht een volstrekt andere visie en opzet hetgeen resulteerde in een royaal opgezet clubhuis van twee verdiepingen in Rijswijk en een landelijk clubhuis “in prairie-stijl” – in Wassenaar. “Natuurlijk ben ik trots op de wijze waarop beide projecten zijn gerealiseerd en nu functioneren. Je merkt aan alles in Rijswijk dat het clubhuis en zijn omgeving is ingericht om grote groepen te ontvangen: er is een groot restaurant met vele voorzieningen voor bijeenkomsten, de kleedruimtes zijn net zoals de parkeergelegenheid fors. De efficiëntie bij dat alles staat centraal en dat proef en merk je! Het gebouw ligt enigszins verhoogd: vanuit het restaurant en het terras heb je in Rijswijk goed zicht op de drivingrange die bij andere golfclubs nogal eens weggestopt is. Dat is omzet-technisch goed voor de horeca. Bij Groendael, een besloten club, ging het er vooral over hoe het concept “leuker dan thuis” kon worden uitgewerkt. Vanaf de entree, het terras, de binnenplaats, de kleedruimtes, het restaurant en de bar, het moest allemaal kloppen. Daarbij bleken de details vaak ook van grote betekenis: een bankjein de doucheruimte om je handdoek neer te leggen bijvoorbeeld betekent dat ook daarover is nagedacht”.                   

Bij beide nieuwbouwprojecten had Wolbrand van der Vis te maken met één professioneel aanspreekpunt. “Dat is echt belangrijk anders kom je terecht in hopeloze discussies en zich steeds wijzigende ideeën en suggesties. Met als resultaat een ontwerp dat aan elkaar hangt van compromissen. Ik heb ook bij al mijn andere opdrachten ervaren dat het al dan niet succesvol zijn van de planvorming afhangt van een goede relatie, ook in persoonlijke zin, met de opdrachtgever. Dat is eigenlijk de crux van ons werk, niet alleen bij nieuwbouw maar ook bij verbouw overigens”.

Van der Vis beoordeelt het ontwerp van clubhuizen in ons land enigszins kritisch. Ze zijn volgens hem vaak onnodig groot van opzet, hetgeen ook voor de exploitatie niet gunstig is. Ook de ligging ten opzichte van de banen is niet altijd handig. “Je zou toch denken dat een clubhuis idealiter tussen hole 9 en 10 ligt, waardoor je spelers de gelegenheid biedt om een sanitaire stop te plegen, maar ook om nog snel een versnapering te bestellen”. Maar misschien nog wel belangrijker is dat de menselijke schaal niet altijd gevolgd wordt. “Ik zie dat de golfsport in ons land steeds meer een sociaal karakter krijgt, meer casual, in plaats van een op business gerichte sport. Dat betekent dat een vereniging maar dus ook het clubhuis veel meer een huiselijke sfeer zou moeten hebben. Waarom alles richten op die paar grote toernooien of evenementen? Een klein en vol clubhuis is toch veel gezelliger dan een groot en leeg pand? En bij grote aanloop moet je flexibel kunnen zijn: met tenten of tijdelijke uitbreiding van het terras kan je al veel bereiken. In dat opzicht moet je ook praktisch en realistisch willen zijn: richt je op de normale doordeweekse golfdagen met vaak een vaste en beperkte toeloop. Waarom zijn er vaak kostbare en uitgebreide kleed- en doucheruimtes wetende dat het merendeel van de spelers daarvan na afloop van een rondje nauwelijks gebruikmaakt? En aan de andere kant: zorg bij het ontwerp dat de toiletten ook van buitenaf makkelijk bereikbaar zijn”.          

Robbert Coops

Search